Sector Mulhouse
N.B. Alle, in deze tabellen genoemde, cursief geschreven namen zijn objecten die niet gebouwd of uit het landschap verdwenen zijn.
De verdediging van deze sector langs de Rijn bestaat uit een zone die hiervoor uitstekend geschikt is gezien de breedte van de rivier (ongeveer 200m) en het ernaast gelegen Fort de la Hardt in een moerassig gebied, dat door weinig wegen doorkruist wordt. Door de vele dode rivierarmen is deze beboste strook weinig geschikt voor een belangrijke doorstoot; een verhoging van de waterstand maakt het ondoordringbaar temeer daar deze op de drie tot vier kilometer van de rivier verdubbeld wordt door het kanaal van de Rhône naar de Rijn.
Op basis van het memorandum van Generaal Boichut (gouverneur van Straatsburg in 1927), die van de veronderstelling uitging dat de belangrijkste verdediging van de Elzas gevormd werd door de Rijn, voorzagen de voorstudies van oktober 1928 alleen in de bouw van passieve abri's aan de Rijnoever.
Maarschalk Petain had al snel bezwaren tegen deze opzet; volgens hem kon alleen een serieuze verdediging plaats vinden op enkele kilometers vanaf de Rijn, op de linie van de dorpen.
Dit verschil van opvatting leidde tot een realisatie die op twee benen hinkte en ook bleef voortduren.
Zelfs in 1940 moesten de eenheden van het 5de en 8ste leger, de vestinginfanterie en de ondersteunende divisies slag leveren hetzij bij de Rijn, hetzij op de linie van de dorpen.
Boichut en Pétain werden het uiteindelijk op één punt eens: deze defensieve organisatie moest niet gebouwd worden tijdens een periode van politieke spanningen, maar er moest onmiddellijk begonnen worden met de bouw van permanente verdedigingswerken, in dezelfde periode als andere sectoren in de Elzas.
De organisatie van de Rijnverdediging werd dus opgenomen in de wet van 1929.
In eerste instantie maakten de ontwerpbureaus van de Genie in Straatsburg en Mulhouse de eerste voorstudies, voordat op 11 februari 1931 de CORF de zaak overnam.
Hoewel de werkzaamheden al in een gevorderd stadium waren, kon de CORF nog enkele vuurplannen aanpassen zodat de kazematten elkaar konden ondersteunen.
Zo bestond dus de verdediging van de Rijnvlakte uit drie min of meer complete verdedigingslinies met standaardontwerpen voor kazematten zonder onderverdieping vanwege de hoge grondwaterstand.
Langs de rivier zelf werden de oevers verdedigd door een eerste, niet doorlopende, linie van kleine kazematten (300 tot 450 m3 beton, zonder onderverdieping en waarvan de voorkant gericht was naar de vijandelijke overzijde (ontwerp 11 oktober 1929).
Ondanks deze tekortkomingen in het ontwerp (grote zichtbaarheid, dode hoek en het gevaar voor overstroming bij hoog water) werd de voorkeur gegeven aan mitrailleurkazematten boven de in eerste instantie voorziene passieve abri's van generaal Boichut.
Hun opdracht was om elke oversteek van de Rijn te verhinderen, maar ze werden uitsluitend gebouwd op plaatsen waar de oversteek gemakkelijk was of bij bochten in de rivier (Schœnau, Limbourg, Brisach, Chalampé et Huningue).
Over het algemeen waren het standaardontwerpen (een tiental) exemplaren van het type M1F en een dertigtal van het type M2F.
Met uitzondering van Bassin-aux-Pétroles, Sporeninsel en Bassin-de-l'Industrie zijn alle kazematten bewapend met een 7,5mm Reibel jumelage en een Hotchkiss mitrailleur van 13,2mm.
De Genie bouwde de CORF organisatie verder uit met de versterking van de defensieve bruggenhoofden met de bouw van verschillende type blockhaus en het plaatsen van Cointet elementen op de bruggen.
Op minder dan een kilometer vanaf de Rijn liep een tweede linie, die de linie van de abri's werd genoemd.
Deze telde een aantal lichte bouwwerken (rechthoekige abri's van 180 tot 300 m3 met of zonder vaste koepel en drie kazematten op de invalroutes vanaf de rivier.
Deze posities, weinig talrijk en zwak bewapend, waren bestemd om de eenheden voor een tegenaanval in de buurt te houden, maar hadden geen effectieve defensieve waarde.
Op twee tot drie kilometer vanaf de rivier bevindt zich de 3de of linie van de dorpen, die zich uitstrekt langs de weg die de dorpen verbindt en de loop van de Rijn volgt.
De kazematten van het type SFBR (Secteur Fortifiée du Bas-Rhin) waren veel zwaarder gebouwd (1.000m3 ongeveer) en op enkele details na allemaal gelijk.
Ze hebben over het algemeen een GFM koepel en soms een mitrailleurkoepel voor de frontale actie).
Deze linie was onmiskenbaar de meest serieuze vanwege aan de ene kant de relatieve sterkte van de onderdelen en andere kant de ligging ten opzichte van de Rijn die zorgde voor een beschutting tegen een directe artillerieaanval.
Er werd echter geen enkele flankerende artilleriekazemat gebouwd, wat bijzonder nadelig was in een situatie waarin frontale artilleriesteun minder werkzaam was.
Kazematten en later open opstellingen voor een 75mm kanon (met een abri voor 12 man en 300 schoten) waren in september 929 al gepland, maar in mei 1930 was de uitvoering van de bouw verschoven naar de derde tranche.
Als conclusie is het niet onterecht te constateren dat de verdediging van de Rijn meer een psychologische dan een militaire waarde had.
In 1938-1939, na de bouw van de Siegfriedlinie, werden de Franse kazematten gedomineerd door de Duitse blockhaus op de rechterrijnoever, hetgeen voor de Fransen niet veel goeds beloofde.
Op 15 juni lanceerden de Duitsers Fall Braun of Kleiner Bär, een aanval op Frankrijk door een oversteek over de Rijn. Na een zware artilleriebeschieting waarbij het merendeel van de kazematten in de eerste linie vernield of zwaar beschadigd raakte, staken de troepen op zeven plaatsen de Rijn over.
Ze slaagden erin om, soms na zware gevechten, een aantal bruggenhoofd te vormen om van daaruit verder op te rukken.
De volgende twee dagen werd de derde linie aangevallen met artillerie en Stuka's. Ook hier vonden zware gevechten plaats en pas nadat alle middelen waren uitgeput trokken de Franse troepen zich terug. Ze werden uiteindelijk allemaal één voor één omsingeld en tot overgave gedwongen. Op 22 juni 1940 trad de wapenstilstand in werking en was de oorlog afgelopen.
Sector Mulhouse - kazematten 1e linie |
opbouw en bewapening |
Kazemat |
E/D |
type |
GFM |
JM |
13,21 |
Chalampé le Bas 14/1 |
D |
M2F |
1 |
4 |
2 |
Ameisengrund 13b/1 |
D |
M2F |
1 |
4 |
2 |
Chalampé Berge N 11/1 |
D |
M2P |
1 |
4 |
2 |
Pont de bateaux de Chalampe 10/1 |
A |
|
|
|
|
Pont-Rail de Chalampé 8b/1 |
A |
A1CL |
|
|
|
Pont-Rail de Chalampé N 8/1 |
A |
A1CL |
|
|
|
Pont-Rail de Chalampé Z 7/1 |
A |
A1CL |
1 |
|
|
Chalampé Berge Z 6/1 |
D |
M2P |
1 |
4 |
2 |
totaal |
|
|
5 |
16 |
8 |
113,2mm zware Hotchkiss mitrailleur als vervanging voor een anti-tankkanon
|
Sector Mulhouse - Abri's 2e linie |
opbouw en bewapening |
Kazemat |
E/D |
type |
GFM |
C JM |
JM |
47mm |
Chalampé NW 34/2 |
D |
CORF |
1 |
1 |
5 |
2 |
Chalampé ZW 35/2 |
E |
CORF |
1 |
1 |
3 |
1 |
totaal |
|
|
2 |
2 |
8 |
3 |
Officiële naam: Ligne des abris
|
Sector Mulhouse - kazematten 3e linie |
opbouw en bewapening |
Kazemat |
E/D/A |
type |
GFM |
JM |
37mm |
47mm |
Kazemat |
E/D/A |
type |
GFM |
JM |
37mm |
47mm |
Rumersheim N 56/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
1 |
|
Ottmarsheim Z 61/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
|
2 |
Rumersheim Z 57/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
2 |
|
Hombourg N 62/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
|
2 |
Bantzenheim N 58/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
2 |
|
Hombourg Z 63/3 |
D |
|
1 |
4 |
|
2 |
Bantzenheim Z 59/3 |
D |
M2F |
1 |
4 |
2 |
|
Hardt Z 76 |
D |
STG |
1 |
4 |
|
2 |
Ottmarsheim N 60/3 |
D |
|
1 |
4 |
|
2 |
Sauruntz 77 |
D |
STG |
1 |
4 |
|
2 |
totaal |
|
|
11 |
5 |
7 |
2 |
|
|
|
5 |
20 |
|
10 |
Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op donderdag 22 februari 2024